Bijzonderheden van de molen:
De molen had geen naam en wordt in de wandeling de “Kloetingsemolen” genoemd. Ook heette hij voorheen wel de ‘molen van Herdink’, genoemd naar de laatste beroepsmolenaar van de molen. Na grondig onderzoek heeft het bestuur de molen de naam Oostmolen gegeven. De molen is altijd in gebruik geweest als graanmolen. Er werd in het verleden graan voor veevoeder en voor menselijke consumptie vermalen. Tegenwoordig wordt er alleen meel voor bakker Boer uit Kloetinge gemalen en dat gebeurt al sinds 1973. Bij gelegenheid kan ook haver worden geplet voor de paarden.
Ook kunnen bezoekers aan de molen een zakje meel kopen.
De molen is opgetrokken uit gele baksteen en volgens Zeeuwse traditie gewit. Als je de molen goed bekijkt is het een zware ronde, witgeschilderde, stenen bovenkruier met zwart gemaakte voet. De molen heeft onderaan een diameter van 7.75 meter en er zijn vier zolders in.
De stelling is bijna 4 meter boven de begane grond. De stellingpalen zijn deels van staal waarvan de drie voorste in gietijzer en deze palen zijn afgewerkt met Corinthische kapiteeltjes.
Het wiekenkruis is van staal en heeft een vlucht van ruim 21.50 meter. De roeden (twee wieken vormen een roede; een molenaar praat niet over wieken maar over roeden) werden in 1978 gemaakt door de smid Derckx te Beegden, die daarin is gespecialiseerd (nummers 302 en 303). De andere roeden is van het merk Pot (nummer 2522 en 1549). De bovenas is van met merk NSBM Fyenoord. Om roesten van binnenuit tegen te gaan werden ze tegelijk volgespoten met polyurethaanschuim; alleen de gaten voor de heklatten bleven open. Bij de restauratie van 1998 werden de roeden ook gedemonteerd en van nieuw houten ‘tuig’ voorzien; daarbij zijn ze grondig gecontroleerd en er is geen spoor van roest van binnenuit gevonden. Er zijn gevallen dat nieuwe roeden al na 20 jaar ernstig tot onherstelbaar van binnenuit zijn geroest.