Molenbiotoop
Een windmolen, zoals de Oostmolen, kan niet functioneren zonder een vrije windtoevoer. In vroeger tijden werden molens doorgaans gepacht, en in ruil voor de pachtsom verleende de heer het zogenaamde “windrecht” aan de pachter. Dit hield in dat binnen een zekere afstand van de molen geen bouwsels of begroeiing de wind mochten belemmeren. Omdat er steeds minder molens zijn is het windrecht grotendeels verdwenen. Wel kunnen gemeenten in bestemmingsplannen beschermende regels opnemen. Doorgaans zijn deze van toepassing tot op een afstand van 400 meter van de molen. Voor de instandhouding van de windmolens moet steeds vaker worden gestreden, vangt de molen geen wind meer dan komt hij tot stilstand en raakt in verval. Meer over de molenbiotoop leest u op deze website.
Bestemmingsplan
In de toelichting op het bestemmingsplan “Bebouwde kom Kloetinge” lezen wij: ”
“Zone Molenbiotoop (artikel 19) De molen aan de Kapellestraat is buiten het plangebied in het landelijk gebied gelegen. In het vigerende bestemmingsplan “Landelijk gebied” is hiervoor een juridische regeling opgenomen. Dit heeft echter niet betrekking op het bebouwd gebied van Kloetinge. Ten einde de windvang en de belevingswaarde van de molen binnen het bebouwd gebied van Kloetinge te waarborgen is een specifieke bepaling opgenomen. Het betreft een gecombineerde bestemming die samenvalt met verschillende onderliggende bestemmingen. Ten behoeve van de toelaatbare bebouwing op grond van de onderliggende bestemmingen zijn bouwbepalingen opgenomen. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen teneinde een hogere bebouwing toe te staan, met dien verstande dat de belangen van de molen niet onevenredig worden geschaad. Voordat de vrijstelling kan worden verleend, dient het college van burgemeester en wethouders advies in te winnen bij de molendeskundige. Tot slot is ter bescherming van de molen als werktuig en beeldbepalend element een aanlegvergunningenstelsel opgenomen waarin het beplanten met bomen, heesters en ander hoog opgaande beplanting en het ophogen van gronden aan een aanlegvergunning is gebonden. Alvorens een vergunning te verlenen dient het college van burgemeester en wethouders advies in te winnen bij een molendeskundige”.
Zorg om naleving biotoop.
We verbazen ons dat in het bestemmingsplan wordt gesproken over de “Kapellestraat”, deze straat bestaat niet, het betreft de Kapelseweg 13, in Kloetinge. Ook is er zorg om de nieuwe bomen in de omgeving gepland zijn en dat de bomen in de directe omgeving steeds hoger worden, Hierdoor wordt de windvang van de molen beperkt en is malen alleen nog bij bepaalde windrichtingen (west) mogelijk. De belangen van de molen worden dan ook geschaad door de hoge bomen.
Planviewer
In de planviewer lezen we:
Artikel 23 Algemene aanduidingsregels
Dit artikel bevat bepalingen voor algemene aanduidingen. Het betreft hier de algemene aanduiding voor de molenbiotoop.
Het artikel luidt:
Artikel 23 Algemene aanduidingsregels
23.1 Vrijwaringszone molenbiotoop
23.1.1 Bouwregels
Binnen de als ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
-
binnen een afstand van 100 meter vanaf de molen mag geen bebouwing, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek, worden opgericht;
-
tussen de 100 en de 400 meter vanaf de molen geldt ten aanzien van de maximale bouwhoogte de volgende regel:
maximale bouwhoogte = (0,013 x afstand tot molen) + (0,2 x askophoogte van molen);
waarbij:
– alle maten in meters worden uitgedrukt;
– de maximale bouwhoogte en de askophoogte beide dienen te worden bepaald ten opzichte van hetzelfde peil.
23.1.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 23.1.1 teneinde:
-
een bouwwerk toe te laten dat, gezien vanuit de molen, aan de achterzijde van bestaande bebouwing wordt opgericht en waarbij de hoogte en de breedte binnen de hoogte en breedte blijven van de bestaande bebouwing waarachter het bedoelde bouwwerk wordt opgericht;
-
een bouwwerk toe te laten dat strekt ter vervanging van bestaande bebouwing en dat al dan niet wordt gebouwd ten behoeve van een andere functie dan de functie van de bestaande bebouwing, voor zover de bebouwingsmogelijkheden, krachtens het vigerende bestemmingsplan waarin de bestaande bebouwing is toegelaten, niet worden vergroot;
-
voor zowel de afwijking onder a als b geldt dat de windvang, het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet onevenredig mogen worden aangetast.
23.1.3 Procedureregels
Voorafgaand aan een beslissing omtrent afwijking als bedoeld in artikel 23.1.2 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies bij een molendeskundige instantie over de vraag of bij het bouwplan de belangen van de molen als werktuig en beeldbepalend element voldoende worden ontzien en over de eventueel te stellen voorwaarden.
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
24.1 Afwijkingsbevoegdheid
24.1.1 Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de regels in dit plan voor:
-
het oprichten van antennes en masten tot een hoogte van maximaal 15 meter;
-
geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
-
overschrijdingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op de inhoudsmaat van bedrijfswoningen.
24.1.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 24.1.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.